CULTUURBIBLIOTHEEK

 

 

 

 

DE TABULA PEUTINGERIANA IN DE CULTUURBIBLIOTHEEK

 

Walter de Smaele

 

1. Het handschrift Codex Vindobonensis 324. In de Österreichische Nationalbibliothek wordt een handschrift bewaard met een wegenkaart van het Romeinse Rijk. Het handschrift bestaat uit elf bladen perkament die samen een rol vormen van 34 cm hoogte en 682 cm lengte. Het is met zes kleuren ingekleurd en in vrij slechte staat. Het begin van de rol ontbreekt. In 2006 werd deze Codex Vindobonensis 324 opgenomen als werelderfgoed in de lijst van de UNESCO.

 

2. Een Romeinse wegenkaart? De kaart bevat het Romeinse Rijk van Gallië tot de Ganges. Rome staat in het centrum en het schiereiland Italië is prominent aanwezig. Het is een wegenkaart. De wegen worden, zeer opvallend, met rode rechte lijnen weergegeven. De steden worden met een vignet aangeduid, maar dikwijls ook gewoon door een knik in de baan. De wegen en de afstanden tussen de steden, zijn blijkbaar de belangrijkste gegevens. In Gallië worden de afstanden in leugae aangeduid (1 leuga = 2220 m), elders meestal in Romeinse mijlen (1 mijl = 1500 m). In Indië en Perzië worden plaatselijke eenheden gebruikt van 3 en 6 km. Het Romeinse wegennet was veel uitgebreider dan op de kaart te zien is. Ongeveer 100.000 km wegen staan op de kaart. Door het formaat van de rol wordt de Oost-West as uitgerokken ten koste van de Noord-Zuid as. Land en zee zijn daardoor visueel wel herkenbaar, maar toch niet zonder enige moeite. Over heel de oecumene krijgt men gegevens. De kaart steunt duidelijk op het werk van velen. De Romeinse generaal Marcus Vipsanius Agrippa (63 v.Chr.–12 v.Chr.) liet metingen van banen uitvoeren, schreef de Commentarii geographi en liet in zijn porticus een wereldkaart aanbrengen. Er zijn mijlpalen, itineraria en tabellaria bewaard met gegevens over wegen. In de loop van de eeuwen werden gegevens toegevoegd of verkeerd begrepen. Soms vindt men leuke en onverwachte details, maar ook onverklaarbare tekorten. Schrijffouten en Latijnse afkortingen zijn talrijk. De kaart roept veel vragen op: namen van volkeren staan soms ver van de steden die ze bewonen, stromen lopen niet langs de steden die ze nochtans bevloeien. De laatste tijd is er echter nog een vraag bijgekomen. De kaart is duidelijk een wegenkaart over het Romeinse Rijk, maar is het ook een Romeinse kaart?

 

3. De editio princeps. Konrad Celtes (1459-1508) ontdekte het manuscript in een bibliotheek in Worms. Hij schonk het bij testament aan Konrad Peutinger (1465-1547) uit Augsburg die het opborg in zijn bibliotheek en vergat. Marcus Welser (1558-1614) (=Velserus) vond het daar terug en stuurde een kopie naar Abraham Ortelius (1527-1598) in Antwerpen, om het bij de Plantijnse uitgeverij uit te geven. Ortelius stierf echter op 29 juni 1598 voor hij het werk kon afmaken. Johannes I Moretus (1543-1610) bracht uiteindelijk, begin 1599, de kaart op de markt. Er werden 250 exemplaren van gedrukt. De kaart werd gereduceerd tot de helft van de ware grootte en verdeeld over 8 platen. “Cette gravure est remarquable de netteté et d’exactitude relative. Elle est supérieure à toutes les reproductions réduites, gravées depuis.” (E. Desjardins, o.c. p. 113)

 

4. Diverse uitgaven. De eerste fotografische facsimile is van 1888. Alle vroegere uitgaven zijn feitelijk interpretaties. De letters bv. op het handschrift zijn moeilijk te graveren. In de inleiding van de editio princeps wordt duidelijk gezegd dat het “Lombardische” lettertype vervangen werd door het “Romeinse” type. De vignetten voor de steden werden, naar het gebruik in de zestiende eeuw, door twee spitse torentjes weergegeven. Bovendien werd het formaat vaak gereduceerd. Omdat het handschrift thans in slechte staat is, is het soms nuttig de oudere uitgaven te bekijken. Er werden zeven verschillende gegraveerde (interpretatieve) uitgaven gemaakt van de Tabula Peutingeriana.

 

1. 1598: de editio princeps (zoals hoger beschreven). 1618: de uitgave van Petrus Bertius bij Isaak Elsevier gebruikt dezelfde platen. 1624: Balthasar I Moretus (1574-1614) gebruikt die platen nogmaals voor zijn eenmalige afzonderlijke uitgave van Ortelius’ Parergon.

2. 1622: In Parijs verschijnt de Histoire des grands chemins de l’ Empire Romain van Nicolas Bergier (1557-1623). De tweede uitgave, Brussel, 1728, bevat in het tweede deel de Tabula Peutingeriana.

3. 1652: Johannes Janssonius (1588-1664) laat nieuwe gravures maken voor een nieuwe uitgave van Abraham Ortelius’ Parergon, met een inleiding door Georg Horn (1620-1670). De Tabula worden er in opgenomen in vier kaartbladen.

4. 1682: In Nuremberg worden de Opera historica et philologica sacra et profana van Marcus Welser uitgegeven door Paul(l)us Welser met een nieuwe uitvoering van de Tabula Peutingeriana en met twee minderwaardige platen van het eerste (meest Westerse) deel.

5. 1753: Franz Christoph von Scheyb’s Weense uitgave – met als titel Peutingeriana Tabula itineraria, quae in Augusta bibliotheca Vindebonensi nunc servatur – is op ware grootte en probeert de vignetten en de letters exact weer te geven. 1783: Tweede uitgave van von Scheyb. 1824: Konrad Mannert verbetert von Scheyb in zijn uitgave van München.

6. 1809: Podocataro Cristianopoulo geeft in Jesi (Italië) nog een eigen versie uit. Ze wordt zelden geciteerd.

7. 1887 & 1916: Konrad Miller (1844-1933) geeft de kaart opnieuw in kleur uit als één opvouwbaar geheel, op ca. twee derden van het origineel. In 1976 werd er in Graz een fotografische uitgave bezorgd door E.Weber: Tabula Peutingeriana, Codex Vindobonensis 324. Het origineel hoeft nu praktisch niet meer geraadpleegd te worden.

 

5. Uitgaven in de Cultuurbibliotheek

In de Cultuurbibliotheek zijn er vijf uitgaven van de Tabula Peutingeriana voorhanden.

 

1. Bij Moretus verscheen de editio princeps in 1598. Daarvoor waren 8 platen gegraveerd (facsimile-uitgave bij P. Stuart, Tabula Peutingeriana (1991), dl .1). Deze platen werden ook gebruikt voor het werk van Petrus Bertius (1565-1629) en voor Balthasar I Moretus’ uitgave van Ortelius’ Parergon in 1624. De Cultuurbibliotheek beschikt over de uitgave van Bertius (1619).[Platen]

BERTIUS, PETRUS, Theatri geographiae veteris duobus tomis distinctum, Leiden-Amsterdam, Isaak Elsevier, 1618-1619. Dat werk bevat: Claudius Ptolemaeus, Geographiae Libri octo, het Itinerarium Antonini Imperatoris Terrestre & maritimum, het Provinciarum romanarum Libellus, het [Indiculus] civitatum provinciarum gallicarum, het Itinerarium à Burdigala Hierosolymam, de Tabula Itineraria, ex illustri Peutingerorum Bibliotheca [...], beneficio Marci Velseri [...] in lucem edita en Abrahamus Ortelius’ Geographiae veteris Tabula Aliquot (= het Parergon). De Tabula Peutingeriana afgedrukt zoals in de editio princeps maar zonder de oorspronkelijke inleiding (Venetië, 1591) van Marcus Welser. Na de Tabula volgt de kaart van een vroeger uitgegeven fragment (uit 1591), met een voorwoord en uitleg. Het exemplaar van de Cultuurbibliotheek (Ex. 7/590) is niet gekleurd en in zeer goede staat. De uitgave wordt in Koeman’s Atlantes Neerlandici (1997) beschreven onder nummer 1:512B. [Platen]

 

2. In Amsterdam bij JOHANNES JANSSONIUS verscheen in 1652 een uitgave van de Tabula Peutingeriana gedrukt met speciaal gegraveerde platen (op het formaat van de editio princeps). De Tabula werden opgenomen in de Accuratissima orbis antiqui delineatio sive geographia vetus, sacra et profana van Georgius Hornius (1620-1670) (Koeman, Atlantes Neerlandici, 1:601). Tabula Itineraria ex illustri Peutingerorum bibliotheca quae Augustae Vindelicorum beneficio Marci Velseri septemviri Augustani in lucem edita. [Platen] Het exemplaar van de Cultuurbibliotheek (Ex.2008/143) werd onlangs ingebonden. De achterkant is niet bedrukt. Er is geen titelblad of commentaar voorhanden. De druk en het papier zijn in zeer goede staat. Het werk werd blijkbaar uit een uitgave van J. Janssonius gelicht verschenen tussen 1652 en 1684, maar het is niet uit te maken uit welke editie. In Koeman Atlantes Neerlandici worden meerdere uitgaven beschreven: 1:602, 1:603, 1:417, 1:436, 1:406, 1:408.

 

3. Fragmenta tabulae antiquae, in quis aliquot per Rom. Provincias itinera. Ex Peutingerorum bibliotheca. Edente, & explicante MARCO VELSERO Matthaei F. Aug. Vind. In het verzamelwerk “ Marci Velseri opera in unum collecta” uitgegeven te Nürenberg in 1682. (Cultuurbibliotheek Ex. 2009/60)

 

4. Bij Jean Leonard in Brussel verscheen in 1728, in 2 delen, een tweede editie, « revue avec soin, et enrichie des cartes et des figures », van de Histoire des grands chemins de l’ empire romain, contenant l’ origine, progrès & étendue quasi incroyable des chemins militaires, pavez depuis la ville de Rome jusques aux extrémitez de son empire van de Franse advokaat NICOLAS BERGIER (1557-1623). Hierin werd in deel II (Cultuurbibliotheek Ex. 2008/808) de Tabula opgenomen, opnieuw uit een vroegere uitgave van Johannes Janssonius (1588-1664) gelicht.

 

5. Franz Christoph von Scheyb (1704-1777) liet het manuscript kopiëren door Salomon Kleiner. Deze kopie (op ware grootte) werd dan door hem in Wenen uitgegeven in 1753 en in 1783. [Platen] Van deze platen gaf Konrad Mannert in 1824, in opdracht van de Koninklijke Academie te München, een verbeterde versie uit met een uitvoerig en interessant commentaar. MANNERTUS, CONRADUS, Tabula Itineraria Peutingeriana primum aeri incisa et edita a Franc. Christoph. de Scheyb. MDCCLIII. Denuo cum codice Vindoboni collata, emendata et nova Conradi Mannerti introductione instructa, studio et opera Academiae Literarum Reg[iae] Monacensis, München, 1824. Het exemplaar van de Cultuurbibliotheek (Ex. 2008/142) werd opnieuw ingebonden. Het titelblad ontbreekt. Het papier is bruin geworden.

 

6. Bibliografie voorhanden in de Cultuurbibliotheek. Een meer volledige bibliografie kan men vinden in de catalogus van de bieb onder het trefwoord “Tabula Peutingeriana”.

ALBU, EMILY, Imperial geography and the medieval Peutinger map in Imago mundi 57/2, 2005, p.136-148. De schrijver van dit artikel stelt dat de kaart een Karolingische kaart is die de ambities van Karel de Grote kracht moest bijzetten. De stelling kan niet bewezen worden maar zaait enige twijfel over de herkomst. Dat valt te betreuren.

ARNOLDUS, CHRISTOPHORUS, Viri illustris Marci Velseri vita, genus et mors, in: Marci Velseri Opera in unum collecta, Nürenberg, 1682. (Cultuurbibliotheek Ex. 2009/60)

BRODERSON, K. & GRUBER, J., Tabula Peutingeriana in Lexikon des Mittelalters, VIII, München-Zürich, 1996-1997, kol. 398-399. (Cultuurbibliotheek Ex. 2004/2998)

CHEVALIER, RAYMOND, Les voies romaines, Parijs, Armand Colin, 1972. (“Collection” U). (Cultuurbibliotheek Ex. 2002/3951)

DAREMBERG, CH. & SAGLIO, EDM., Forma in Dictionnaire des antiquités grecques et romaines, Parijs, Hachette, 1881, p. 1251 (Cultuurbibliotheek Ex. 2003/1128)

DELAHAYE, ALBERT, De peutinger-kaart, Ptolemeus, de geograaf van Ravenna, het Altamere en het Helinium in De historische mythen van Nederland, ontleend aan Frans Vlaanderen, Zundert, Tournehem, 1980, p. 93-129. Dit werk wordt terecht, niet ernstig genomen door bijna alle wetenschappers. (Cultuurbibliotheek Ex.97/669)

DELGEUR, LOUIS, La cartographie chez les Anciens in Bulletin de la Société Royale de Géographie d’ nvers, V (1880), p. 117-146. Reprint: Acta Cartographica, III, Amsterdam, Theatrum orbis terrarum, 1968, p. 1-32. (Cultuurbibliotheek Ex. 2004/2646)

DENUCÉ, JAN, Oud-Nederlandsche kaartmakers in betrekking tot Plantijn, (Maatschappij der Antwerpsche Bibliophilen. Uitgave 28), II, Antwerpen-‘s-Gravenhage, De Nederlandsche Boekhandel, 1913, p. 84-87. Cultuurbibliotheek Ex. 2002/4234)

DESJARDINS, ERNEST, Géographie historique et administrative de la Gaule romaine, t. IV: Les sources de la topographie comparée, Parijs, 1893. [Reprint: Brussel, Culture et civilisation, 1968], p. 72-159. (Cultuurbibliotheek Ex. 2002/4238). Een zeer interessant werk met een beschrijving van het handschrift, de verschillende uitgaven, een kritisch commentaar en een lijst van alle namen (van Gallië) die op de kaart voorkomen met de verbeterde schrijfwijze en de huidige benamingen. Bovendien is er een grote foto van segment 1 van het handschrift, en een kaart van Gallië met alle namen die op de Tabula Peutingeriana voorkomen. Schrijver onderscheidt en beschrijft diverse aanvullingen in de loop der eeuwen.

FELLMETH, U., Tabula Peutingeriana in Der Neue Pauly: Enzyklopädie der Antike, 11, Stuttgart-Weimar, 2001, kol. 1197-1198. (Cultuurbibliotheek Ex. 2001/2762)

GISINGER, F., Peutingeriana in Paulys Realencyclopädie der classischen Altertumswissenschaft (eds.) G. Wissowa & W. Kroll, XIX 2, Stuttgart 1938, kol.1405-1412. (Cultuurbibliotheek Ex. 97/774)

KOEMAN, C., Atlantes Neerlandici. Bibliography of terrestrial, maritime and celestial atlases and pilot books, published in the Netherlands up to 1880, Vol. I: Van der Aa - Blaeu, Amsterdam, 1967, p. 63-65. (Cultuurbibliotheek Ex. 2002/1324)

KUBITSCHEK, W., Tabula Peutingeriana in Paulys Realencyclopädie der classischen Altertumswissenschaft (eds.) G. Wissowa & W. Kroll, X,2, Stuttgart, 1919, kol. 2126-2144. (Cultuurbibliotheek Ex. 97/774)

LEDUQUE, A., Étude sur l’ ancien réseau routier du Boulonnais, Institut d’ Histoire de la Faculté des Lettres de Lille. Publications du Centre Régional d’ Études Historiques, 2, Rijsel, 1957. (Cultuurbibliotheek Ex. 2000/909)

MEULEMEESTER, JEAN LUC, Alle wegen leiden naar…Romeinse wegen in Vlaanderen, Stad Oudenburg, 2004. (Cultuurbibliotheek Ex. 2005/992)

MILLER, KONRAD, Die Peutingersche Tafel, F.A. Brockhaus, Stuttgart, 1962. Een uitgave van de kaart met een zeer uitvoerige en interessante inleiding. Soms is de schrijver echter iets te zelfzeker. “Als Zeit der Abfassung weist die ganze Darstellung auf die 2. Hälfte des 4. Jahrhunderts n. Chr. hin. Die Ta[bula] ist ein einheitliches Werk von einem Verfasser; es ist ausgeschlossen, an eine Kombination, verschiedene Verfasser, spätere Einschaltungen zu denken.”(o.c. p.2) (Cultuurbibliotheek Ex. 2004/815)

ROGGE, MARC, Het wegennet van de Romeinen in Hermeneus 73 (2001) 2, p. 102-114. Heel dit nummer van het tijdschrift Hermeneus is voor het onderwerp interessant. (Cultuurbibliotheek Ex.2000/1653)

SALWAY,BENET, The nature and genesis of the Peutinger map in Imago mundi 57/2, 2005, p.119-135.

STUART, P., De Tabula Peutingeriana, Dl .1: De kaart, Dl. 2: Commentaar, Nijmegen, Museum Kam, 1991. Dit werk is zeer geschikt voor het onderwijs: volledige facsimile-uitgave met duidelijk commentaar. (Cultuurbibliotheek Ex. 2002/3952 en 2002/3953)

VAN DER KROGT, P.[C.J.], Koeman’ s Atlantes Neerlandici. New Edition, Volume I: The Folio Atlases Published by Gerard Mercator, Jodocus Hondius, Henricus Hondius and Their Successors, ‘t Goy, 1997, p. 486-496. (Cultuurbibliotheek Ex., 98/1141)

VAN DE WEERD, H., Inleiding tot de Gallo-Romeinsche archeologie der Nederlanden, Antwerpen, Standaard Boekhandel, 1944, p. 9-50. (Cultuurbibliotheek Ex. 2006/331)

De Peutinger-kaart en de Lage Landen, Studiekring Eerste Millenium, Breda, Papieren Tijger, 2007. (Cultuurbibliotheek Ex. 2008/2387). Het werk biedt artikels van ongelijke waarde. Romeinse wegen in Nederland van Hans Wijffels is ongetwijfeld het belangrijkste. Zijn argumentatie bij de identificatie van de wegen en plaatsen tussen Rijn en Maas is overtuigend. De authenticiteit van de Peutinger-kaart van Henk Feikema stelt terecht het probleem van de authenticiteit maar hij denkt het te kunnen oplossen door de chronologie van de hele wereldgeschiedenis op losse schroeven te zetten.

 

7. Feiten en veronderstellingen

“The indisputable facts are few” noteert Benet Salway. (o.c. Imago mundi 2005). Men weet niet wie het handschrift gemaakt heeft, waar of wanneer. Is het handschrift een kopie of een oorspronkelijk werk? Waarom werd de kaart gemaakt? Inderdaad, veel onbeantwoorde vragen. Een nauwkeurige analyse van het document kan wellicht aanwijzingen geven die, gecombineerd met externe gegevens, mogelijke antwoorden kunnen opleveren. Meer dan mogelijke antwoorden kunnen we echter niet verwachten.

 

A. Omtrent de auteur

Op het handschrift staat een rijtje bomen met als toponiem Silva Marciana. Dat is al opmerkelijk omdat er maar twee bossen op heel de kaart voorkomen. Vivipaedia (de Latijnse versie op het WWW) schrijft: “Silva Marciana terminalis erat adversum Germanos ab orienti parte sitos”. ‘Marciana’ betekent ‘aan de grens’. Vanaf 868 (in een handschrift van St. Gallen) wordt de naam Zwarte Woud gebruikt. Silva Marciana komt naast de Peutingerkaart ook voor bij Ammianus Marcellinus (330-400) (XXI,8,2,) waar hij vertelt dat het Flavius Claudius Julianus (Apostata) (331-363) ”zijn bedoeling was, de weg door het Marcianisch woud te nemen en dan de route langs de Donau”. Het woord werd ook door Hermann von Reichenau (1013-1054) in zijn Chronicon gebruikt. Emily Albu wijst erop dat Reichenau dicht bij het Zwarte Woud ligt, en dat de monnik van Reichenau ook het archaïsche woord gebruikte. Bovendien vond Hans Lieb, precies in die abdij van Reichenau, een cataloog uit de vroege negende eeuw, met de vermelding van een ‘mappa mundi in rotulis II’. Deze ‘mappa mundi in rotulis II’ zou dus een prototype van de Tabula Peutingeriana kunnen zijn. De Tabula werden dus (?) in Reichenau in de twaalfde eeuw gemaakt door Hermann naar een prototype dat in de abdij bewaard werd. Conrad Mannert, in zijn inleiding op de herziene uitgave van Franz Christoph von Scheyb, houdt het bij een monnik van Colmar die in de dertiende eeuw het handschrift maakte dat teruggaat op een laat- Romeinse kaart. En hij gebruikt als argumenten de twee bossen die op de Tabula vermeld staan: Silva Vogasus en de Silva Marciana. “Suspicio movetur vel nolenti, scriptorem singulari studio memoratum esse regioni, quae sibi patria esset.” Bovendien schrijft die monnik in zijn Annales Colmaris: “Anno 1265 mappam mundi descripsi in pelles duodecim pergameni.” Zoals we weten ontbreekt er één vel perkament aan het bewaarde document. Twee wetenschappers brengen ons, langs dezelfde bossen, naar twee mogelijke auteurs.

 

B. Omtrent de anciënniteit

De vorm van het handschrift is merkwaardig: een meterslange rol. Vanaf de vroege middeleeuwen schreef men in een codex met perkamenten bladen. Wie van de kaart toch een middeleeuws document wil maken wijst erop dat Karel de Grote aspiraties had om het Romeinse Rijk in ere te herstellen en daarom een kaart liet ontwerpen met de hulp van klassieke bronnen en in een archaïsche vorm. K. Miller, F.C. von Scheyb, C. Mannert, E. Desjardins en vele anderen, nemen aan dat het hier om een Romeinse kaart gaat. Zij zijn over de vorm minder verbaasd. Romeinen schreven op (papyrus)rollen zoveel is duidelijk. Desjardins maakt met voorbeelden aannemelijk dat er 6 periodes kunnen onderscheiden worden waarin veranderingen aan de kaart aangebracht werden (o.c. IV p. 79-80). Zijn Tableau indiquant les noms et les distances de la Table de Peutinger avec les identifications modernes et les redressements geeft vertrouwen in zijn werk.

 

C. Een kennismaking

De details die we hier bespreken moeten we op een facsimile of op de uitgave van Mannert bekijken. Ze zijn soms relevant. Soms plaatsen ze ons voor een raadsel. De voorbeelden werden vrij willekeurig gekozen. Ravenna toont een gebouwtje met vijf torentjes: S.-Vitale die onder keizer Justinianus gebouwd werd. (Zie fig. 2 en 3) Een korte maar duidelijke bespreking bij Desjardins o.c. IV p. 80. De schattige boompjes van de Silva Marciana zien er beslist ‘middeleeuws’ uit. Is het origineel daarom geen Romeinse kaart? Constantinopel (en niet Byzantium), Rome en Antiochië springen in het oog met herkenbare monumenten. Rome is met een weg verbonden met een gebouwtje op een veldje en de vermelding “Ad Sanctum Petrum”. Men zou geneigd zijn te denken aan een christelijke toevoeging van latere tijd, maar dit gebouwtje zou ook kunnen verwijzen naar een eerste kapel, op de begraafplaats van de H. Petrus, ouder dan de Constantijnse basiliek uit de vierde eeuw. Het is duidelijk dat alle wegen naar Rome leiden. Sommige streeknamen zijn over meerdere segmenten van de kaart verdeeld. Dat veronderstelt dat de kaart als een geheel geconcipieerd werd. De ‘Provincia Africa’ is een goed voorbeeld. Badplaatsen of kuuroorden worden met een opmerkelijk groot teken aangeduid: een rechthoekig gebouw met een binnenkoer. Praetorium Agrippinae tussen Rijn en Maas krijgt ook dergelijk teken. In Hans Wijffels’ artikel kan men behartenswaardige beschouwingen lezen over dit praetorium. Naar onze overtuiging toont dit fragment een stukje Nederland tussen Rijn en Waal. In Paulys Realencyclopädie kan men onder de ingangen Patabus, Renus, Osismi e.a. veel interessante gegevens vinden die wijzen naar de klassieke auteurs. Het Woordenboek der oudheid (Romen en zonen, 1985) biedt informatie over de Chamavi, de Chauci en de Cherusi die - nogal verwarrend - vermeld worden op de kaart boven de Rijn. Er staan enkele vuurtorens op de kaart bv. bij Constantinopel en bij Alexandrië. “Antea dicta Herusalem m(od)o Helya Capitolina” met de “Mons Oliveti” en “Desertum ubi quadraginta annis erraverunt filii Isr. ducente Moyse” met “Hic legem acceperunt in monte Syna” zijn wellicht aanvullingen van monniken. Op deze unieke kaart, die ontstaan is met een heel ander wereldbeeld voor ogen dan dat waarvan de middeleeuwse OT-kaarten getuigen, kan men blijven kijken en… zich vragen stellen. Kijk bv. ook eens op volgende stek:

http://www.hs-augsburg.de/~Harsch/Chronologia/Lspost03/Tabula/tab_intr.html

Afbeeldingen uit eigen bezit: Janssonius (16 kaarten); K. Mannert 1824 ; 13 fragmenten

 

8. Een besluit

De Codex Vindobonensis 324 is een middeleeuwse kopie van een Romeinse kaart over de oecumene die door de Romeinen geclaimd werd. Sommige gegevens gaan terug tot de eerste eeuw. Als geheel wordt de kaart in het midden van de 4de eeuw gesitueerd. In de loop der tijden werden nieuwe gegevens opgenomen, werden sommige gegevens niet meer begrepen en traden er schrijffouten op. Detailstudies steunend op archeologische gegevens, kunnen nog veel duidelijk maken. De levenshouding en de cartografie in de middeleeuwen, gingen een heel andere weg op. Griekse abstractie en Romeinse vaardigheid maakten plaats voor beschouwing. Op de kaart van Hereford staan op de vier hoeken van de wereldkaart de vier letters: M, O, R, S.

Bijgewerkt 12 januari 2011

Bron: http://www.cultuurbibliotheek.be/publicaties/cartografie/peutingeriana/tabula.php

 

Aantekeningen

 

1 Mappaemundi. Die ältesten Weltkarten, VI. Rekonstruierte Karten, Stuttgard: Jos. Roth’sche Verlaghung 1898, p. 36; Itineraria Romana, Stuttgart: Strecker and Schröder 1916 (repr. Rome: L’Erma di Bretschneider 1964), pp. xxvi-xxxvi.

2 L. Dillemann, La Cosmographie du Ravennate, Collection Latomus 235, Brussels: Revue d’études latines 1997, pp. 38-40, 52-53.

3 K. Miller, Mappaemundi. Die ältesten Weltkarten VI, p. 36.

4 P. Arnaud, “L’origine, la date de rédaction et la diffusion de l’archetype de la table de Peutinger,” Bulletin de la Société des antiquaires de France (1988), pp. 302-320 at 315-316.

5 Dillemann, La Cosmographie du Ravennate, pp. 53-58.

6 Miller, Itineraria Romana, pp. xxxvi ff; Mappaemundi. Die ältesten Weltkarten, I. Die Weltkarte des Beatus (776 n. Chr.), Stuttgart: Jos. Roth’sche Verlaghung 1895, pp. 52, 54, 56.

7 Miller, Itineraria Romana, p. xxxvii.

8 Miller, Mappaemundi. Die ältesten Weltkarten, I. Die Weltkarte des Beatus (776 n. Chr.), p. 67.

9 E. Schweder, “Über eine Weltkarte des achten Jahrhunderts,” Hermes 24 (1889): 586-604 (pp. 594-603 concern the relationship with the Tabula); H. Gross, “Zur Entstehungsgeschichte der Tabula Peutingeriana,” Diss. Berlin 1913, pp. 68, 90ff.

10 P. Gautier-Dalché, Le «Descriptio mappe mundi» de Hugues de Saint-Victor. Texte inédite avec introduction et commentaire, Paris: Études augustiniennes 1988, p. 66.

11 Ibid., p. 177.

12 A. & M. Levi, Itineraria picta. Contributo allo studio della Tabula Peutingeriana, Rome: «L’Erma» di Bretschneider 1967, p. 63.

13 B. Bischoff, cited by E. Weber, Tabula Peutingeriana. Codex Vindobonensis 324, Graz: Akademische Druck-und Verlaganstalt 1976, p. 11 and by H. Lieb, “Zur Herkunft der Tabula Peutingeriana,” in Die Abtei Reichenau. Neue Beiträge zur Geschichte und Kultur des Inselklosters,” ed. H. Maurer, Sigmaringen: Jan Thorbecke Verlag 1974, p. 31.

14 A. and M. Levi, Itineraria picta, p. 160.

15 L. Bosio, La Tabula Peutingeriana. Una descrizione pittorica del mondo antico, Rimini: Maggioli Editore 1983, pp. 36, 167.

16 Weber, Tabula Peutingeriana, p. 20.

17 Bosio, La Tabula Peutingeriana, p. 36.

18 See, in general, Miller, Itineraria Romana, pp. xviii-xix.

19 Bosio, La Tabula Peutingeriana, pp. 170-171.

20 Bosio, La Tabula Peutingeriana, p. 37 and note 44; fig. 21, p. 84; fig. 13, p. 57.

21 Bosio, La Tabula Peutingeriana, p. 132.

22 A. and M. Levi, Itineraria picta, p. 159; Bosio, La Tabula Peutingeriana, p. 171.

23 This observation is from Arnaud, “L’origine, la date de rédaction et la diffusion de l’archetype de la table de Peutinger,” p. 306 and note 10; Bosio, La Tabula Peutingeriana, fig. 14, p. 63.

24 A. and M. Levi, Itineraria picta, p. 156.

25 Arnaud (“L’origine, la date de rédaction et la diffusion de l’archetype de la table de Peutinger,” p. 316 and note 42) has rightly emphasized this aspect, even we cannot accept the gratuitous hypothesis of a Castorius, author of a geographical description created based on this model.

26 L. Bagrow, History of Cartography, Cambridge: Harvard University Press 1964, p. 38; Weber, Tabula Peutingeriana, p. 22.

27 Lieb, “Zur Herkunft der Tabula Peutingeriana,” in Die Abtei Reichenau. Neue Beiträge zur Geschichte und Kultur des Inselklosters,” ed. H. Maurer, pp. 31-33.

28 Hermannus Contractus, in MGH SS V, p. 121: ...cum Ernust... eiusque complices ... praedis circa siluam Marcianam infestarent...

29 Mittelalterliche Bibliothekskataloge Deutschlands und der Schweiz I, München 1918, p. 248.

30 H. Koller, “Der mons Comagenus,” Mitteilungen des Instituts für Österreichische Geschichtsforschung 71 (1963): 237-45, esp. 243-245; except for the arguments based on place-names, the arguments offered by the author are of no value.

31 See P. Gautier-Dalché, “Principes et modes de la représentation de l’espace géographique durant le haut Moyen Age,” in Uomo e spazio nell’alto Medioevo, Settimane di studio del Centro italiano di studi sull’alto Medioevo 50, Spoleto 2003, I: 139-141.

32 It is clearly excessive to speak of the “enormous success” with respect to its ancient and medieval diffusion (Arnaud, “L’origine, la date de rédaction et la diffusion de l’archetype de la table de Peutinger,” p. 319).

33 K. Mannert, tabula Itineraria Peutingeriana, primum aeri incisi et edita a Franc. Christoph de Scheyh MDCCLII, denuo cum codice Vindoboni collata, emendata et nova, Conradi Mannerti introductione instructa, studio et opera Academiae Literatrum Regiae Monacensis, Lipsiae: Libraria Hahnania 1824, p. 9; E. Desjardins, Géographie historique et administrative de la Gaule romaine, IV, Paris: Hachette 1893, p. 73.

34 MGH SS XVI, p. 186.

35 Sita est Theutonia in littoribus Oceani, inter Rhenum et Albam fluuios, ut in mappa mundi depingitur, et apponitur uento, qui circinus seu Tracia nominatur... (MGH SS XVII, p. 238).

36 Modena, A. S., Manoscritti 129, f. 44v-45r.

37 See A. Rotondò, “Pellegrino Prisciani (1435-ca. 1518),” Rinascimento 11 (1960): p. 70; G. Bertoni, La biblioteca e la coltura ferrarese ai tempi del duca Ercole I (1471-1505), Torino: Loescher 1903, pp. 31-33.

38 See RE, XIII, cols. 63-64; Foralieni is present in the Cosmographer of Ravenna (J. Schnetz, Itineraria Romana, II: Ravennatis Anonymi Cosmographia et Guidonis geographica, Stuttgart: Teubner 1940, p. 67).

39 Vespasiano da Bisticci, Vite di uomini illustri del secolo XV, I, ed. L. Frati, Bologna: Romagnoli-Dell’Acqua 1892, p. 208: ...eo defuncto. depredantibus necessariis externisque episcopium... (dedicatory epistle of Santo Vener to the Vite summorum pontificum of Jacopo Zeno, in Città del Vaticano, ms. Vat. lat. 5942, f. 1v); G. Degli Agostini, Notizie storico-critiche intorno la vita e le opere degle scrittori viniziani I, Venezia 1752, p. 303.

40 E. Govi, “La biblioteca di Jacopo Zeno,” Bollettino dell’Istituto di patologia del libro 10 (1951): 34-118; Eadem, Patavinae cathedralis ecclesiae capitularis bibliotheca librorum XV saeculo impressorum index, Padua: Typografia Antoniana 1958, pp. 143-170.

41 H. Rupprich, Der Briefwechsel des Konrad Celtes, München: C. H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung 1934, n. 338, p. 606; reproduced in Weber, Tabula Peutingeriana, p. 9, Abb. 1.

42 Antonini Itinerarium B 90 charta 84 et infra charta 46. Hoc idem in charta longa a Celti nobis testamento legata (cited in ibid. Abb. 2; F. C. von Scheyb, Peutingeriana tabula itineraria quae in Augusta bibliotheca Vindobonensi nunc servatur...., Vindebonae: ex Typographia Trattneriana 1753, p. 33).

43 It occurred perhaps in 1507: according to a letter of Pirckheimer to Johannes Trithemius on 1 July of that year, Celtes was staying in Augsburg (cf. von Scheyb, ibid., p. 34).

44 D. Wuttke, “Konrad Celtes Protucius (1459-1508). Ein Lebensbild aus dem Zeitalter der deutschen Renaissance,” in Philologie als Kulturwissenschaft. Studien zur Literatur und Geschichte des Mittelalters. Festschrift für K. Stackmann zum 65. Geburtstage, edd. L. Grenzmann, H. Herkommer, D. Wuttke, Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht 1987, p. 276.

45 E. König, Peutingerstudien, Studien und Darstellungen aus dem Gebiete der Geschichte IX.9, Freiburg i. B: Herder 1914, pp. 3-7; Bosio, La Tabula Peutingeriana, p. 14.

46 Here I limit myself merely to noting the hypotheses which are not based on documents: thus, Reichenbach is mentioned by F. Wawrik, s. v. Tabula Peutingeriana, in the Lexikon zur Geschichte der Kartographie II, Vienna: F. Deuticke 1987, p. 802; Corvey is indicated without any further detail on an Internet site for lovers of the Middle Ages.

47 See Miller, Itineraria Romana, p. xiv.

48 Epist. Familiares XLI (J. Trithemii... opera historica...., IIm Frankfurt 1601, p. 533); according to A. and M. Levi (Itineraria picta, p. 21), Celtes found the Tabula in Worms; this “orbis terrae” has been interpreted as a terrestrial globe: cf. K. Arnold, Johannes Trithemius (1462-1516), Würzburg: Komissionsverlag F. Schöningh 1971, p. 197.

49 Plantin 1584, p. 15. 50 von Scheyb, Peutingeriana tabula, pp. 32-33; H. Grössing, Humanistische Naturwissenschaft. Zur Geschichte der Wiener mathematischen Schulen des 15. und 16. Jahrhunderts, Baden-Baden: V. Koerner 1983, p. 195, 297, note 20. 51 Miller, Itineraria Romana, p. xiv.

52 On the ms Spirensis, see P. Schnabel, “Der uerlorene Speirer Codex des Itinerarium Antonini, der Notitia dignitatum, und andere Schriften,” Sitzungsberichte der Preussischen Akademie der Wissenschaften, phil-hist. Kl., Berlin 1926, pp. 242-257; P. Lehmann, Erforschung des Mittelalters II, Stuttgart: Anton Hiersemann 1959, pp. 186-228; two folia of the Spirensis have been found which reproduce the Itinerary of Antoninus (Augsburg, Universitätsbibliothek, Cod. I.2, 2o 37; they have been reproduced in Universitätsbibliothek Augsburg. Wertvolle Handschriften und Einbände aus dem ehemaligen Oettingen-Wallersteinschen Bibliothek, Wiesbaden: Dr Ludwig Reichert Verlag 1987, n. 4, p. 40.

53 Most recently, L. Bieler, J. J. Tierney, Dicuili liber de mensura orbis terrae, Scriptores Latini Hiberniae 6, Dublin: The Dublin Institute for Advanced Studies 1967, p. 23; P. Gautier-Dalché, “Tradition et renouvellement dans la représentation de l’espace géographique au IXe siècle,” Studi Medievali 24 (1983): 126 (repr. in Géographie et culture. La représentation de l’espace du VIe au XIIe siècle, Collected Studies Series, Ashgate: Variorum 1997, n. IV).

54 von Scheyb, Peutingeriana tabula, pp. 31-32; Hotz, “Beiträge zur Erklärung und Geschichte der Peutinger Tafel,” pp. 219ff.

55 On this text, see P. Gautier-Dalché, “Les «quatre sages» of Jules César et la «mesure du monde» selon Julius Honorius, II: La tradition médiévale,” Journal des Savants (1987): 184-209 (repr. in Géographie et culture. la representation de l’espace du VIe au XIIe siècle, Collected Studies Series, Aldershot: Ashgate Publishers 1997, No. I).

56 In a letter to Beatus Rhenanus (2 November 1525) M. Hummelberg, to whom we owe these details, explicitly claims: “...ab incepto desistit, sic XVII reliquae chartae sub praelum nondum venere.”(A. Horawitz, K. Hartfelder, Briefwechsel des Beatus Rhenanus, Leipzig: Druck und Verlag von B. G. Teubner 1886, n. 244, p. 341).

57 E. König, Konrad Peutingers Briefwechsel, München: C. H. Beck 1923, p. 461; Peutinger’s correspondent thought that the Tabula had perhaps been stolen from Celtes.

58 Fragmenta Tabulae antiquae in quis aliquot per Romanas provincias itinera, ex Peutingerorum bibliotheca... Venice 1591; reproduced in Weber, Tabula Peutingeriana, Abb. 3 and 4. 59 See the letters of Beatus Rhenanus nn. 250 (13 January 1526), 256 (6 April 1526), 257 (20 May 1526) (Briefwechsel des Beatus Rhenanus, pp. 352, 364, 366).

60 The manuscript had the signature R 35, and the paper had a watermark with an ass surrounded by a circle topped by a B or by a R (Itineraria Romana, pp. xxi-xxii).

61 Weber, Tabula Peutingeriana, p. 9.

62 Epistola de Morinis (Stuttgart, Württemburgische Landesbibliothek, Hist. 2o 248, ff. 62-63; cited by König, Peutingerstudien, p. 60).

63 Briefwechsel des Beatus Rhenanus, p. 352.

64 Peutingers Briefwechsel, p. 446ff; was it at this time, in Ferrara, that the connection was made between the map owned by Peutinger and the exemplar found in Padua in the antechamber of Jacopo Zeno?

65 Peutingers Briefwechsel, p. 453.

66 In 1509 the humanist Blasius Hölzl, secretary of Maximilliam, wrote to Peutinger to ask when he would be able to obtain “the maps”, in its actual or reduced dimensions, so that he would be able to use it for a military campaign (E. von Oefele, “Briefe von und an Konrad Peutinger,” Sitzungsberichte der Bayersischen Akad. der Wissenschaften, phil.-hist. Kl. 2 (1898), p. 443; Miller, Itineraria Romana, p. xv); it is very implausible that this map was the Tabula and that the secretary considered using it for military purposes.

67 Briefwechsel des Beatus Rhenanus, n. 244, p. 341.

68 Antoninus in Itinerario ac Itinerarium nuper Augustae repertum (Germaniae Exegeseos volumina duodecim IV, 33, Hagenoae: Th. Anshelm 1518, f. cxvii v: Pervenit nuper ad nos Itinerarium quoddam, ut antiquum, ita festivissimum, quod Augustanum vocabant, ubi repertum fuisse dixerunt. (IX, 7, f. clxxxviii r); the same mention also recurs in books XI and XII (f. ccix and ccxxiv).

69 .... Peutingero scripsi tuo iussu, sed noram tacito. Nihil is de eo novit. Putat vero Irenicum id, quod est Antonini est, Augustanum vocare, quod ab Augusto illo Pio sit conscriptum. (Briefwechsel des Beatus Rhenanus, n. 244, p. 341).

70 “Celticum ∗≅4Β≅Δ46∈< omnino non est, quod Ω4Δ0<46∈Ηallegata (Briefwechsel des Beatus Rhenanus, n. 352, p. 352.

71 Arae Ubiorum (IV, 33), Cheniteri (XI), Solidurnium (XII), Traiana legio and Hellum/Heluetum (IX, 5) are not on the Tabula; Bregetomagnum corresponds, for example, to Borgetomagi of the Tabula. On the other hand, Irenicus says explicitly that this itinerary “reached him recently”: this implies direct consultation, which is impossible in the case of the Tabula because it never left Peutinger’s residence.

72 Horum castrorum fit mentio in charta illa vetustissima, quae itinera Romanorum militum ex provinciis nonnullis depicta continet. Hanc mihi ostendit clarissimus vir clarissimus Conradus Peutingerus, utriusque iuris doctor, patricius ac cancellarius nobilis Augustae Vindelicorum... (I. Bejczy, S. Stegeman, M. Verweij, Gerard Geldenhouwer van Nijmegen (1482-1542) Historische Werken, Hilversum: Verloren 1998, p. 142.)

73 A letter of M. Hummelberg, dated 19 April 1523, contests the identification of a place-name with the help of the Tabula which is so described (Briefwechsel des Beatus Rhenanus, n. 230, p. 317).

74 Beati Rhenani Selestadiensis rerum Germanicarum libri tres, Basel: Frobenius 1531, pp. 35-51f.

75 Sed posuit in latere pictor ille quod trans sylvam melius locasset, ni vetuisset angustia membranae, et Germanica velut aliena duxisset modice attingenda, prouincias tantum describens. (Rhenani Selestadiensis rerum Germanicarum libri tres, p. 52).

 

 

 

 

breedte 1506 px

 

 

 

  

Rodinbook