|
Het hondje van Mona Lisa
Menno Knul
Vrijwel iedereen kent het portret van Mona Lisa van Leonardo da Vinci, dat in het bezit is van het Louvre in Parijs. Niemand weet met zekerheid wie de geportretteerde vrouw met de geheimzinnige glimlach voorstelt. Daarvoor zijn vele namen van bekende vrouwen uit die tijd (ca. 1500) in Italië genoemd, zelfs de naam van Leonardo’s assistent of een zelfportret. Ook is onbekend, hoe en wanneer het schilderij in Frankrijk terecht is gekomen.
Lisa del Giocondo
Kunsthistorici hebben daar jarenlang strijd om gevoerd en uiteindelijk schijnt men zich te hebben neergelegd bij de keuze voor Lisa Di Antonmaria Gherardini di Montagliari (1479-1542 of 1551), de vrouw van de Florentijnse zijdehandelaar Francesco di Bartolomeo Zanobi del Giocondo. Daaraan ontleent ze haar bijnaam La Gioconda of La Joconda. De bron daarvoor is een notitie van Agostino Vespucci uit 1503, waarin hij schrijft, dat Leonardo da Vinci in dat jaar werkte aan een portret van La Gioconda. Die notitie werd in 2005 aangetroffen in een boek in de Universiteitsbibliotheek van Heidelberg. De geschiedenis neemt echter een andere wending. In 1506 beschouwde Leonardo da Vinci het portret van La Gioconda als onvoltooid, hij was er niet voor betaald en had het schilderij ook niet afgeleverd. Vermoedelijk was de opdrachtgever niet tevreden met het resultaat. Reden genoeg om vraagtekens te plaatsen bij de veronderstelling, dat de Mona Lisa uit het Louvre het genoemde portret zou zijn van Lisa del Giocondo. Mogelijk is er sprake van een persoonsverwisseling.
Isabella d’Este
Er bestaat een pentekening van Leonardo da Vinci uit ca. 1500 van een jonge vrouw, die een treffende gelijkenis heeft met de Mona Lisa (zie hieronder). De pentekening lijkt een studietekening te zijn van de Mona Lisa. Het gaat om een portret van Isabella d’ Este (1474-1539), de vrouw van markies Frederico II Gonzaga uit Mantua, met wie ze in 1490 op 16-jarige leeftijd trouwde. Wanneer men de pentekening en het schilderij over elkaar legt, is de gelijkheid verbluffend groot, zelfs met betrekking tot de geheimzinnige glimlach. Dat is ook de mening van Lorenzo da Pavia, vriend van Leonardo da Vinci. Hij laat op 13 maart 1500 vanuit Venetie aan Isabella d'Este weten, dat Da Vinci hem haar portret heeft laten zien en dat zo goed gedaan is, dat het eigenlijk niet beter kon. Zo natuurgetrouw was het portret. Opvallend op zowel de pentekening als op het portret van Mona Lisa in het Louvre is verder de gelijke houding van armen en handen. Wikipedia schrijft daarover: 'Haar handen liggen deugdzaam gekruist op de leuning van de armstoel en ze lijkt klaar om een kindje in haar armen te dragen.' Nu wil het geval, dat in hetzelfde jaar een ander portret van Isabella d’Este is gemaakt door Lorenzo Costa, waarop Isabella haar armen en handen op dezelfde manier heeft. Ze houdt daarop niet een kindje in haar armen, maar een hondje ! Kennelijk heeft Isabella met het hondje in haar armen geposeerd, maar heeft Leonardo da Vinci het hondje niet getekend of geschilderd, maar wel de houding van de armen zo gehandhaafd. Bovendien is er – opnieuw in het zelfde jaar 1500 – door Gian Cristoforo Romano een terracotta borstbeeld van Isabella d’ Esti gemaakt, dat ook weer een treffende gelijkenis heeft met zowel de pentekening van Leonardo da Vinci als met de Mona Lisa (zie hierna). Leonardo da Vinci was kind aan huis bij de familie Gonzaga in Mantua. Hij heeft zelfs in 1490 het huwelijksfeest van Isabella's zuster Beatrice (1475-1497) met de Milanese regent Ludovico Sforza georganiseerd. Beatrice overleed op 22-jarige leeftijd in 1497 in het kraambed. Isabella d'Este is vaker genoemd als kandidaat voor de Mona Lisa, maar aan ondersteunend bewijs heeft het tot nog toe ontbroken. Het ziet er naar uit, dat het hondje op het portret van Lorenzo Costa de ware identiteit van Mona Lisa heeft verraden.
Mona Lisa, Prado, Madrid
|
|
---
|
Leonardo da Vinci, portret van Isabella d' Este met haarnet (1500), 63cm x 46cm. Louvre. |
|
Leonardo da Vinci, portret van Mona Lisa met los haarnet (1503-1507), portret
gedecoloriseerd, uitgesneden en horizontaal gekeerd. Louvre. 77cm x 53cm. |
Samenvoeging van beide portretten. Het is alsof Isabellla haar hoofd naar de toeschouwer
wendt. |
|
Ca. 1500 Terracotta buste van Isabella d'Este met haarnet door Gian Cristoforo Romano (1456-1512). De buste toont sterke overeenkomst met het getekende portret uit hetzelfde jaar.
|
Portret van Cecilia Gallerani, de dame met de hermelijn (of liever witte fret), door Leonardo da Vinci ca. 1483-1490, nu in de Czartorski Collectie in Krakow. Met dank aan Han van Hagen. |
|
Ca. 1500 door Lorenzo Costa (1460-1535). Met vergelijkbare houding
van de hand en vingers. |
Isabella trouwde op 16-jarige leeftijd met Francesco II Gonzaga (1466-1519), markies van Mantua zoon van Frederico
Gonzaga (1441-1484).
Tekst: ISABELLA ESTENSIS FRANCISCI MANTUAE MARCHIONIS QUARTI UXOR
Vertaling: Isabella d'Este, echtgenote van Franciscus, Vierde markies van Mantua. |
Tekst: FRANCISCUS MARCHIO MANTUAE IIII
FREDERICI FILIUS
Vertaling: Francesco (1466-1519), Vierde
Markies van Mantua, zoon van Frederico. |
Tekst: FREDERICUS GONZAGA MARCHIO
MANTUAE TERTIUS
Vertaling: Frederico Gonzaga (1441-1484),
Derde Markies van Mantua. |
Mona vanna nuda naar de Mona Lisa van Leonardo da Vinci door
Joos van Cleve (1485-1541), de handen op dezelfde wijze gevouwen,
maar helaas zonder hondje. Nationaal Museum, Praag.
|
MONA LISA
De Mona Lisa is een schilderij van Leonardo da Vinci geschilderd tussen 1503 en 1507. De gebruikte techniek is olieverf op paneel (populierenhout). Het is het portret van een dame, waarschijnlijk Lisa Gherardini of voluit Lisa di Antonmaria Gherardini di Montagliari, de derde echtgenote van Francesco del Giocondo. Het portret wordt permanent tentoongesteld in het Louvre in Parijs en het is een van de weinige werken waarvan men zeker is dat het van de hand van Leonardo zelf is. Het is waarschijnlijk een van de meest beroemde kunstwerken ter wereld[1], het schilderij krijgt ongeveer 20.000 bezoekers per dag.[2]In de meeste Romaanse talen wordt het schilderij La Gioconda genoemd, wat betekent: 'de echtgenote van il Giocondo', voluit Francesco di Bartolomeo di Zanobi del Giocondo, een Florentijnse zijdehandelaar. In het Frans is het La Joconde geworden. In de meeste andere talen wordt de naam Mona Lisa gebruikt, naar Giorgio Vasari's boek Le vite de piu eccellenti architetti, pittori et scultori italiani (1550),[3] letterlijk vertaald Mevrouw Lisa. Mona is een oude vorm van het Italiaanse monna, dat weer een samentrekking is van madonna, 'mijn vrouw' of 'mevrouw'. Het huidige Italiaanse woord mona is in het Nederlands een drieletterwoord voor het vrouwelijk geslachtsdeel[4] en dient niet gebruikt te worden in verband met La Gioconda. De Italianen noemen het werk dan ook soms Monna Lisa en niet Mona Lisa. De Mona Lisa is het portret van een jonge vrouw met in de achtergrond een berglandschap. Ze zit op een loggia, gesuggereerd door het muurtje achter haar en de fragmentaire kolommen in de beeldrand, in een stoel waarvan de armleuning parallel aan het beeldvlak loopt en als het ware een afsluiting vormt tussen het model en de waarnemer. Haar torso staat schuin ten opzichte van het beeldvlak, maar haar gezicht is naar het beeldvlak gekeerd en ze kijkt de waarnemer aan. Ze draagt donkere kleding en over het haar een doorzichtige zwarte sluier. Die sluier werd dikwijls gezien als een symbool van rouw, maar anderen zeggen dat een dergelijke sluier ook kan gezien worden als een symbool van deugdzaamheid.[5]Haar handen liggen deugdzaam gekruist op de leuning van de armstoel en ze lijkt klaar om een kindje in haar armen te dragen. De dame heeft geen wenkbrauwen of wimpers, maar in 2007 kon Pascal Cotte uit hogeresolutiescans afleiden dat wenkbrauwen en wimpers origineel aanwezig waren maar mettertijd waren uitgewist, misschien bij vroegere restauraties van het schilderij.[6] Ook de bijna gelijktijdige kopie die bewaard wordt in het Prado in Madrid heeft trouwens wenkbrauwen. Opmerkelijk aan het schilderij is ook de breuk in de horizonlijn van de achtergrond. Het schilderij was vernieuwend voor zijn tijd, niet alleen door de voorstelling en de positie van het model, maar ook door de techniek. De frontale afbeelding was weinig gebruikelijk voor portretten, maar werd wel veel gebruikt bij afbeeldingen van Onze Lieve Vrouw. Technieken zoals de voorstelling van het model voor een landschap in een architecturale omlijsting werden al gebruikt door de Vlaamse primitieven in de tweede helft van de 15e eeuw, door onder andere Hans Memling, maar de ruimtelijke samenhang, de monumentaliteit en het evenwicht in de compositie waren nieuw.[5]De achtergrond en de donkere partijen rond het oplichtende gezicht brengen het model duidelijk naar de voorgrond en vestigen de aandacht op haar gezicht dat zeer sereen en natuurlijk is afgebeeld. Leonardo is de eerste die het portret een ziel heeft gegeven. Leonardo da Vinci gebruikte voor de Mona Lisa de sfumatotechniek waarbij de omtrekken van het onderwerp niet worden afgelijnd, maar wazig en onscherp worden gemaakt door verschillende dunne en delicate lagen verf over elkaar heen aan te brengen. Deze techniek werd onder meer gebruikt voor de ogen en de mondhoeken. Er zijn ook geen penseelstreken te zien. De glimlach van de Mona Lisa is zowat het handelsmerk van het schilderij zoals de hermelijn (eigenlijk een witte fret) dat is voor dat andere beroemde schilderij van Leonardo De dame met de hermelijn, het portret van Cecilia Gallerani. Men had het schilderij dus evengoed De dame met de glimlach kunnen noemen en dat weerspiegelt zich in de Italiaanse naam, want La Gioconda betekent eigenlijk de blije, de vrolijke. Leonardo maakt van dit idee van blij zijn, van gelukkig zijn, het centrale thema van zijn schilderij ook al is het dan geen uitbundig vrolijk zijn, de dame lijkt alleszins tevreden en gelukkig. Over de glimlach zijn tientallen theorieën geponeerd de ene al extravaganter dan de andere. Het gaat van de glimlach van een gelukkige zwangere vrouw tot het symptoom van de meest diverse ziektes. Een software die emoties zou herkennen op basis van de gezichtsuitdrukking herkende er voor 83% geluk in.[7]
Lisa Gherardini
Giorgio Vasari, de Italiaanse kunstschilder en kunstcriticus rapporteerde woordelijk dat Leonardo da Vinci van Francesco del Giocondo de opdracht kreeg een portret te maken van Mona Lisa, zijn echtgenote:[8]
|
"Prese Lionardo a fare per Francesco del Giocondo il ritratto di Monna Lisa sua moglie, e quattro anni penatovi lo lasciò imperfetto, la quale opera oggi è appresso il re Francesco di Francia in Fontanableò" |
|
. In vrije vertaling luidt dit:
|
"Leonardo maakte een schilderij voor Francesco del Giocondo van zijn echtgenote Monna Lisa (dame Lisa) en werkte er vier jaar aan. Hij liet het werk onafgewerkt en het is nu in het bezit van Frans de koning van Frankrijk." |
|
Maar er is ook een vroegere referentie naar het werk door Antonio de Beatis in een rapport over een bezoek door kardinaal Louis van Aragon aan Leonardo in augustus 1517 toen die verbleef op het landhuis van Cloux (actueel het kasteel van Clos-Lucé bij Amboise. Beatis beschrijft dat de schilder drie werken toonde aan de kardinaal, een portret van een zekere Florentijnse dame naar het leven geschilderd in opdracht van Giuliano de' Medici ten tijde van diens machtsovername in Florence in 1512, een Johannes de Doper en een tafereel met de heilige maagd, het Kind Jezus en de Heilige Anna. De beide andere werken bevinden zich vandaag in het Louvre en het is dus zeer waarschijnlijk dat Antonio de Beatis de Mona Lisa zag.[9][10]Een inventaris van de bezittingen van Salai bij zijn overlijden in 1525 bevat onder meer een lijst van schilderijen die in het bezit waren van Salai,[11] daar wordt een schilderij benoemd met de titel La Joconda (eigenlijk La Honda). Het is niet zeker of het over een kopie gaat of over het origineel (of over een ander schilderij), maar het bevestigt alleszins de naam die ca. 25 jaar later door Vasari gebruikt werd.In 2005 ontdekte Armin Schlechter, directeur van de Universiteitsbibliotheek van Heidelberg in een vroege druk van de Epistolae ad familiares van Cicero (signatuur D 7620 qt. INC) een handgeschreven notitie van de Florentijnse diplomaat Agostino Vespucci over de antieke schilder Apelles die in de tekst genoemd werd. Deze notitie in de marge werd geschreven in oktober 1503 en getuigt ervan dat Leonardo op dat moment aan een portret van Lisa del Giocondo werkte of gewerkt had.[12]De Latijnse tekst van deze notitie luidde:
|
"Apelles pictor. Ita Leonardus Vincius facit in omnibus suis picturis, ut enim caput Lise del Giocondo et Anne matris virginis. Videbimus, quid faciet de aula magni consilii, de qua re convenit iam cum vexillifero. 1503 octobris " |
|
vrije vertaling:
|
"Zoals de schilder Apelle. Zo werkte ook Leonardo da Vinci in al zijn schilderijen, bijvoorbeeld voor het hoofd van Lisa del Giocondo en voor Anna de moeder van de Maagd. We zullen zien wat hij gaat doen met betrekking tot de grote zaal van de Raad, waarover hij net een overeenkomst gesloten heeft met de Gonfaloniere.[13]" |
|
Niet alleen bevestigt deze tekst wat Vasari schreef, hij laat ook een vrij precieze datering van het werk toe. Niettemin blijven sommige onderzoekers de identiteit van het model in vraag stellen. Ze zeggen dat Vasari en voor hem Agostino Vespucci weliswaar schreven dat Da Vinci een portret van Lisa Gherardini maakte, maar dat er geen informatie is die toelaat dit portret te identificeren als de Mona Lisa van het Louvre.
Andere hypotheses
Zo zijn er dus ondanks de vrij duidelijke aanwijzingen dat het inderdaad om Lisa Gherardini gaat, hypothese die ondertussen door het merendeel van de historici wordt aangenomen, nog steeds een aantal theorieën die het model vereenzelvigen met onder andere: Isabella van Napels[14] Pacifica Brandani, de moeder van Ippolito de' Medici, bastaardzoon van Giuliano de' Medici[15] Cecilia Gallerani[16] (De dame met de hermelijn) Costanza d'Avalos, hertogin van Francavilla[17] Isabella d'Este Catherina Sforza[18] Isabella Gualanda[19][20] Gian Giacomo Caprotti da Oreno beter gekend als Salai,[21] assistent en erfgenaam van Leonardo die hem vergezelde op zijn reis naar Frankrijk en dikwijls genoemd wordt als de minnaar van Leonardo, zelfportret. Wat er ook van zij, de overvloed aan theorieën, verhalen en fabels rond het schilderij hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de populariteit ervan. De mythe rond de Mona Lisa is gegroeid uit de Noord-Europese fascinatie met de Italiaanse renaissance en in de romantiek werd zij gezien als een perfect voorbeeld van de "femme fatale"[22]Het rapport van de secretaris van kardinaal Louis van Aragon, Antonio de Beatis, dateert het werk tussen 1512-1517 maar als we aannemen dat Lisa Gherardini inderdaad het model was zoals Vasari schreef moeten we het ontstaan van het schilderij situeren in de tweede Florentijnse periode van Leonardo tussen 1503 en 1507. Dit kadert vrij goed met de notitie uit Heidelberg die dateert van oktober 1503. Ook drie van Raphaëls vroege Florentijnse werken van 1504 - 1506 zijn beïnvloed door het werk van Leonardo.[23]Leonardo heeft het schilderij niet afgeleverd bij de opdrachtgever maar het meegenomen naar Frankrijk toen hij zich daar vestigde op uitnodiging van Frans I in 1516. Vasari zegt dat Leonardo nooit afstand van het werk deed en men neemt aan dat Leonardo tot op het einde van zijn leven correcties heeft aangebracht. Uit vergelijking met de Mona Lisa van het Prado die tegelijkertijd zou gemaakt zijn, meent Vincent Delieuvin, conservator aan het Louvre, te mogen afleiden dat de achtergrond geschilderd werd tussen 1510 en 1519.[24] Het landschap zou gedeeltelijk gebaseerd zijn op een tekening van Leonardo die zich bevindt in de Britse koninklijke collectie en gedateerd wordt op 1515-1520.[25]Dat het werk zich later in de collectie van het Franse koningshuis bevond staat vast, men weet dat in 1625 een portret "la Gioconda" genoemd door Cassiano dal Pozzo werd beschreven in een beschrijving van een aantal werken in de collectie van het Franse koningshuis. Andere bronnen zouden het schilderij vermelden als decoratie in de "salle du bain" in Fontainebleau in 1542.[26] Maar hoe het daar terecht kwam blijft onzeker. Sommigen denken dat het door Leonardo zelf werd verkocht aan Frans I voor 4.000 gouden ecu’s,[27] anderen zijn van mening dat het werk geërfd werd door Salai, samen met de andere werken die zich nog in het atelier bevonden.[28] Het schilderij dat in de nalatenschap van Salai werd aangetroffen kan natuurlijk ook het werk zijn dat later in het Prado terecht kwam. Van Fontainebleau, waar het in 1646 nog het gouden kabinet van Anne van Oostenrijk versierde, werd het schilderij van de Mona Lisa door Lodewijk XIV overgebracht naar Parijs. In 1565-1566 verhuist het doek van het palais du Louvre naar de galerie des Ambassadeurs in het palais des Tuileries. Tussen 1690 en 1695 wordt het paneel overgebracht naar het kasteel van Versailles door Lodewijk XIV en opgehangen in de galerie du roi. In 1797, tijdens de Franse revolutie wordt la Joconde overgebracht naar het salon carré van het Muséum central des arts de la République, het toekomstige Musée du Louvre. Enkele jaren later, in 1801, wordt het schilderij door Napoleon Bonaparte overgebracht naar de Tuileries en opgehangen in de appartementen van Joséphine en niet in de slaapkamer van Napoleon zoals dikwijls wordt gezegd. In 1802 gaat het terug naar het Louvre. Tijdens de Frans-Duitse Oorlog van 1870 tot 1871 werd het paneel in veiligheid gebracht in de kelders van het arsenaal van Brest.
Op 21 augustus1911 werd de Mona Lisa op klaarlichte dag gestolen. De volgende dag ontdekte de schilder Louis Béroud de diefstal. Op de plaats in de Salon Carré waar de Mona Lisa had moeten hangen, bevonden zich nu slechts vier ijzeren haakjes. Béroud informeerde bij de bewaking waar het schilderij was en zij dachten dat het was overgebracht naar het fotoatelier van de firma Braun.[29] De bewakingsdienst stuurt iemand naar het fotoatelier om het schilderij terug te halen, maar die keert onverichterzake terug en dan slaat de paniek toe.[30]Bij het onderzoek dat volgde werd de dichter Guillaume Apollinaire aangehouden en ondervraagd, hij had immers ooit verklaard dat men het Louvre moest afbranden en was betrokken bij de diefstal van enkele beeldjes en maskers door Géry Pieret enkele jaren daarvoor. Pieret bezorgde op 28 augustus aan de krant Paris-Journal een van de gestolen beeldjes, eiste de diefstal van La Joconde op en eiste 150.000 frank losgeld. Ook Pablo Picasso werd langdurig ondervraagd, hij had van Pieret enkele van de gestolen beeldjes en de Phenicische maskers gekocht omwille van hun primitieve aspect. Zijn schilderij "Les demoiselles d’Avignon" werd hierdoor nog beïnvloed. Maar het onderzoek liep al snel dood en men ging ervan uit dat het schilderij voorgoed verdwenen was. De dader van de diefstal Vincenzo Peruggia was een Italiaan en had als glazenier meegewerkt aan een project om belangrijke kunstwerken achter glas in te kaderen. Hij had zich in een bezemkast verstopt en was op de sluitingsdag van het Louvre met het schilderij onder zijn jas het museum uitgelopen. Hij bewaarde het schilderij gedurende twee jaar in een houten koffer onder zijn bed in een logement in Parijs. In 1913 keerde hij terug naar Italië en bood op 10 december 1913 de Mona Lisa te koop aan bij een Florentijns antiquair Alfredo Geri. Die maakt op 11 december een afspraak met Vincenzo Peruggia in Hotel Tripoli, kamer 20 en gaat naar de afspraak in gezelschap van de toenmalige directeur van het Uffizi, Giovanni Poggi[31] Geri en Poggi herkennen het doek en nemen het mee voor een zogezegde expertise. De dief werd gearresteerd en het hotel wijzigde zijn naam in Hotel Gioconda, men kan er vandaag nog altijd kamer 20 boeken. Voor het terugkeerde naar Frankrijk werd het werk werd het tentoongesteld in de Uffizi in Firenze, in de Franse ambassade in Rome en in de Galleria Borghese. Peruggia die tijdens zijn proces verklaarde dat hij had gehandeld uit patriottisme om een werk, waarvan hij dacht dat het door Napoleon gestolen was terug te brengen naar Italië, kreeg een straf van één jaar en veertien dagen, die later werd teruggebracht tot zeven maanden en veertien dagen. Tijdens de eerste wereldoorlog wordt de Mona Lisa in veiligheid gebracht, eerst in Bordeaux en later in Toulouse. Na de oorlog keert het werk terug naar het Louvre. Als in 1938 Hitler het Sudetenland binnenvalt werd het schilderij uit veiligheidsoverwegingen uit het Louvre weggehaald maar keerde er na de akkoorden van München terug.[32] Als de tweede wereldoorlog uitbrak werd La Joconde eerst naar het kasteel van Chambord gebracht en van daar naar de abdij van Loc-Dieu, vervolgens naar het Ingres museum in Montauban. Het werk werd teruggebracht naar Chambord en van daar meegenomen door René Huyghe, conservator aan het Louvre naar het kasteel van Montal in Quercy in het departement Lot. Ook daarna wisselde de Mona Lisa nog een aantal keren van verblijfplaats in de departementen Lot en in de streek van de Causses om op 17 juni 1945 terug te keren naar Parijs. Na haar omzwervingen tijdens de oorlog werd de mooie Florentijnse nog een aantal keer belaagd. In 1956 werd zuur over de onderkant van het schilderij gegoten en in december van datzelfde jaar gooide een Boliviaanse toerist een steen naar het schilderij, die het glas verbrijzelde en de verflaag aan de linker elleboog beschadigde.
De Mona Lisa ging ook nog op reis. Van december 1962 tot maart 1963 was het werk in de Verenigde Staten. Het werd tentoongesteld in de National Gallery in Washington en daarna in het Metropolitan Museum in New York. Er zouden 1,7 miljoen bezoekers geteld zijn.[33] In 1974 werd het paneel uitgeleend voor tentoonstellingen in Moskou en in Tokyo.
|
|
|
|
Portrait of Isabella d'Este
Louvre, Department of Prints and Drawings: 14th-15th centuries
Author(s): Varena Forcione, Hélène Grollemund
Leonardo da Vinci left Milan in 1499 when the French army invaded Italy. On his way to Venice he stopped at Mantua, where Isabella d’Este asked him to paint her portrait. This famous drawing is a sketch for the portrait that was never painted; (!) despite its fragile state of conservation, it is one of Leonardo’s finest head-and-shoulders portraits, here with the head in profile. It is also the only known drawing by the master that is highlighted with several colored pigments.
Imitating nature...
Isabella d’Este wanted to have the best possible portrait of herself painted, sculpted, or struck on a coin. In 1498, she determined to surround herself with the most eminent contemporary artists and find the best portrait painter, one who could produce a perfect imitation of nature; her choice fell on Leonardo da Vinci. When in Venice, Leonardo da Vinci showed his portrait of Isabella to his friend Lorenzo da Pavia, who wrote to the Marchesa on March 13, 1500: "Leonardo da Vinci is in Venice, he has shown me a portrait of Your Ladyship that is very lifelike. It is very well done and could not possibly be better." Despite Isabella’s insistence, the painting was never done. (!) In his sketch, Leonardo used various pigments (sanguine and chalk), different tones of black, and finely hatched and smudged red and yellow ochre to obtain the passage from light to shadow on the face and hair. Contrary to claims by Vallardi and almost all subsequent authors, there are no traces of pastel. A very pale white applied to the bosom (covered by a piece of lace called a “modesty piece”), the forehead, and the cheek, accentuates the slant of the shoulders and the shadow of the neck.
...to perfection
Though unfinished, this sketch is remarkable for its proportions, and for the foreshortening of the bust; it is also striking for the ambiguous choice of pose. The perfectly linear profile, eyes gazing beyond our field of vision, contrasts with the turn of the body. The portrait in profile may have been the choice of the Marchesa herself, who was thus portrayed on the bronze medal made by Gian Cristoforo Romano in 1497-1498. The clear-cut profile of the face, its use of space, the slant of the turning shoulders, the attention paid to the folded hands and the finger pointing to the book (?) are all touches that distinguish this work from the Portrait of Cecilia Gallerani (1489-1491, Cracow, Czartoryski Museum) and from the Portrait of an Unknown Woman (c. 1495-1500, Paris, Musée du Louvre). This portrait of Isabella d’Este can be seen as the fruition of Leonardo’s experimentation since the 1490s, and a preview of what was about to follow: the cartoon of the Virgin and St Anne (London, National Gallery), and the Mona Lisa (Paris, Musée du Louvre). The portraits of Isabella d’Este and the Mona Lisa seem to represent Leonardo’s "progressive idealization of the portrait"—in other words, his attempt to create portraits that were lifelike yet of a perfection related to universal beauty.
Bibliography
Yriarte Ch. , « Les relations d’Isabelle d’Este avec Léonard de Vinci », in Gazette des Beaux Arts, 1888, XXXe année, t. XXXVII, p. 121-131.
Berenson B. , The Drawings of the Florentine Painters Classified, Criticised and Studied as Documents in the History and Appreciation of the Tuscan Art, with a Copious Catalogue Raisonné, Londres, 1903, vol. I, p. 159-150 ; vol. II, n° 1062.
Demonts L. , Les Dessins de Léonard de Vinci au musée du Louvre, Paris, 1921, n° 17-17bis
Reale Commissione Vinciana, I manoscritti e i disegni di Leonardo da Vinci pubblicati dalla Reale Commissione Vinciana sotto gli auspici del Ministero dell’Educazione Nazionale.
Disegni , a cura di Adolfo Venturi. Fascicolo VI, I disegni di Leonardo da Vinci dalle fine del 1499 al 1509, Rome, 1949, p. 11, fig. p. 12, pl. CCXXXIII
Viatte F. , Dessins du Louvre, école italienne, Paris, 1968, n° 14
Pedretti C. et Dalli Regoli G. , I disegni di Leonardo da Vinci e della sua cerchia nel Gabinetto Disegni e Stampe della Galleria degli Uffizi a Firenze , Florence, 1985, p. 79, 80 sous n° 29 et 30
Arasse D. , Léonard de Vinci. Le rythme du monde, Paris, 1997, p. 394, 399, 404, 406, fig. 270
Marani P. C. , Léonard de Vinci, une carrière de peintre, Milan, Arles, 1999, p. 158, 175, 245, 339, fig. p. 174. Viatte F. , Léonard de Vinci. Isabelle d’Este, Paris, 1999.
Bambach C. C. , Drawing and Painting in the Italian Renaissance Workshop. Theory and Practice, Cambridge, Mass., 1999, p. 23, 91, 111-114, 263, 277, 388 note 32, 414 notes 173, 178, pl. IV
Viatte F. , Léonard de Vinci, dessins et manuscrits, Editions de la Réunion des Musées Nationaux, 2003 |
|
|
Isabella d'Este (Ferrara, 18 mei1474 - aldaar, 13 februari1539) was marchesa van Mantua door haar huwelijk en één van de meest toonaangevende figuren in de Italiaanse renaissance. Zij had verder ook grote politieke invloed. Zij was geboren in Ferrara als dochter van hertog Ercole I d'Este en Leonora van Napels. Haar zuster was de eveneens beroemde Beatrice d'Este. Beide zusters hadden zeer goed onderwijs verkregen in Ferrara. De ideeën van de renaissance waren van groot belang aan het hof van hun ouders. Op zestienjarige leeftijd trouwde zij met Francesco II Gonzaga, de markies van Mantua. Zij ging hierop in Mantua wonen. Onder haar toezicht werd dit hof één van de meest beschaafde in Europa. Zij begon Romeinse beeldhouwwerken te verzamelen en bestelde ook nieuwe beeldhouwwerken in klassieke stijl. Musici, artiesten, schrijvers en denkers kwamen in groten getale naar Mantua, onder wie Rafaël en Leonardo da Vinci. Zij was zelf een begaafd musicus en liet speciale muziek maken als achtergrond van gedichten. Toen haar echtgenoot gevangen genomen werd in 1509 en gegijzeld werd in Venetië, nam zij de leiding van het leger op zich en verdedigde Mantua tot zijn terugkomst in 1512. Na zijn terugkeer voelde hij jaloezie voor zijn vrouw, wier beleid succesvoller was geweest dan het zijne. Hij begon een relatie met zijn schoonzuster Lucrezia Borgia. Bij zijn dood in 1519 nam zij weer het regentschap op voor haar oudste zoon, Federico. Zij verstevigde Mantua's positie in de Italiaanse politiek en speelde een rol bij het doen verheffen van het gebied tot een hertogdom. Tevens hielp zij haar jongere zoon, Ercole, om tot kardinaal benoemd te worden. Isabella correspondeerde met een groot aantal mensen, onder wie familieleden en geleerden. In haar brieven komt haar grote ontwikkeling naar voren.
Medaillon door Gian Cristoforo Romano (1456-1512).
Kinderen:
|
|
Ferrara is een stad in Italië, en de hoofdstad van de gelijknamige provincie in Emilia-Romagna, gelegen ten noordnoordoosten van Bologna. In 2005 telde de stad 131.253 inwoners. De Po di Volano, een tak van de rivier de Po, ligt enkele kilometers ten noorden van de stad. De stad heeft brede straten en vele paleizen die dateren uit de 14e eeuw, toen het de zetel was van het huis van Este.Het meest opvallende gebouw is het vierkante kasteel van het huis van Este (Castello Estense), in het centrum van de stad. Dit is een stenen gebouw waaromheen een greppel ligt, met vier torens. Het is na 1385 gebouwd en in 1554 gedeeltelijk gerestaureerd. Dicht bij deze toren bevindt zich het ziekenhuis van S. Anna, waar Torquato Tasso werd opgenomen tijdens zijn aanval van waanzinnigheid (1579-1586). De oorsprong van Ferrara is onzeker, de aanname dat het ligt op de plek van het oude Forum Alieni is onwaarschijnlijk. Waarschijnlijk werd de stad gesticht door inwoners van de lagunes aan de monding van de Po. De stad wordt voor het eerst genoemd in een document van Aistulf uit 754 als een stad die deel uitmaakte van het bisdom Ravenna. Na 984 komt men het tegen als feodaal bezit van Tedaldo, graaf van Modena en Canossa, neef van keizer Otto I. Later werd de stad onafhankelijk, en in 1101 werd ze ingenomen bij de belegering door gravin Matilda. Tegen die tijd werd het voornamelijk overheerst door diverse grote families, waaronder de Adelardi (of Aleardi). Ferrara telt enkele synagoges en een Joodsmuseum, in het hart van het middeleeuwse centrum, dicht bij de kathedraal en het Castello Estense. Deze straat maakte deel uit van het getto waarin Joden werden gescheiden van de rest van de bevolking van Ferrara van 1627 tot 1859. Het straatmuzikantenfestival van Ferrara is een niet-competitieve parade van de beste straatmusici van de wereld. Wat traditie en grootsheid betreft, is het het belangrijkste festival van deze soort. Het Archivio Storico Comunale huisvest een belangrijk aantal historische documenten, en dateert uit de 15e eeuw. Het Archivio Storico Diocesano is ouder, en wordt al genoemd in documenten van 955. Hier bevinden zich waardevolle documenten die door de eeuwen heen door ambtenaren zijn verzameld. De stad wordt ook verrijkt door vele bibliotheken, waarmee de stad een cultureel erfgoed van groot belang bezit. De volgende frazioni maken deel uit van de gemeente: Bova di Marrara, Fossadalbero, Fossanova San Biagio, Fossanova San Marco, Gaibana, Gaibanella, Malborghetto di Boara, Marrara, Monestirolo, Montalbano, Pontegradella, Pontelagoscuro, San Martino, San Bartolomeo in Bosco, Sant'Egidio (Ferrara), Pescara, Torre Fossa
Palazzo Ducale in Mantua, paleis van Frederico Gonzaga en Isabella d' Este. Aan de zwaluwstaarten op het dak is te zien, dat de familie Gonzaga de Gibellijnen toegedaan was. |
|
RAADSELACHTIG
Of dit een (jeugd)portret van Isabella d'Este is, moet ernstig worden betwijfeld. Titiaan werkte sinds ca. 1515 voor de familie d'Este. Isabella zou dan ca. 41 jaar geweest zijn. Het afgebeelde meisje oogt ca. 15 jaar. Volgens het Kunsthistorisches Museum in Wenen wordt het portret ca. 1534-1536 gedateerd. Dat zou de leeftijd van het geportretteerde meisje zelfs op ca. 60 jaar hebben gebracht. De argumentatie van Wikipedia is - zacht gezegd - curieus: 'Portrait of Isabella d'Este in her sixties, by Titian. Originally, Titian painted a more aged Isabella, but she was so displeased with it that she made him repaint it so that she appeared forty years younger'.'
Portret door Titiaan (1487-1576). |
|
Ter vergelijking het portret dat Titiaan in 1536 schilderde. Ook in dit geval moet betwijfeld worden of de geportretteerde dame Isabella d'Este voorstelt. Zij was in 1536 immers 62 jaar, terwijl de geportretteerde dame ca. 20-25 jaar oogt.
|
Kopie van 'Mona Lisa' in Prado werpt nieuw licht op origineel
Eric Rinckhout − 27/02/12, 08u34
© photo news. Bij de gerestaureerde kopie kwamen enkele nieuwe details aan het licht, onder meer de opvallend rode kleur van Mona Lisa's kleding.
In het Prado van Madrid werd eerder deze maand een vroege kopie van Leonardo's Mona Lisagepresenteerd. Het inmiddels schoongemaakte en tentoongestelde schilderij brengt de wenkbrauwen van Mona Lisa weer aan het licht. Opmerkelijk verschil: het gezicht van de échte Mona Lisa is ronder.
Een schilderij dat een vergeten bestaan leidde in het depot van het Prado blijkt na schoonmaak een contemporaine kopie van Leonardo Da Vinci's wereldberoemde Mona Lisa. Dat maakten restauratoren van het Madrileense museum begin februari bekend). De kopie blijkt inmiddels interessante gegevens te leveren over het origineel, meldt The Art Newspaper. Aanvankelijk dacht men dat de kopie een werk was van een latere, Vlaamse kunstenaar. Men ging ervan uit dat het portret op eikenhout geschilderd was, een ongewone drager in Italië. Maar toen de kopie vorig jaar aan een grondig onderzoek werd onderworpen, bleek het om walnoot te gaan, een houtsoort die net als populier wél vaak gebruikt werd in Italië. Men ontdekte ook dat de ondergrond uit een dubbele preparatielaag van loodwit en lijnzaadolie bestaat, een praktijk die gebruikelijk was in het atelier van Leonardo. Tijdens het verdere onderzoek merkte men op dat de zwarte achtergrond een latere overschildering was. Toen men de zwarte verf nauwgezet had verwijderd, bleek er een landschap tevoorschijn te komen dat sterke overeenkomsten vertoonde met dat van de orginele Mona Lisa. De restauratie bracht details aan de oppervlakte die of verloren zijn gegaan in de Mona Lisa, of inmiddels door de sterk vervuilde vernis van het origineel in het Louvre niet meer zichtbaar zijn. Het gaat om de transparante voile om Lisa' schouders, het opvallende rood van haar kleding, een kanten boordje aan haar decolleté, en haar wenkbrauwen. Giorgio Vasari werd in 1563 nog lyrisch over de wenkbrauwen van Mona Lisa, maar in het Parijse Louvre is geen wenkbrauw meer te zien. In de kopie daarentegen wel. De zogeheten infraroodreflectografie - een methode waarmee men onder de zichtbare verflagen kan kijken - bracht aan het licht dat de kopie dezelfde ondertekening vertoont als het origineel. Dat is op zijn minst vreemd, aangezien een kopiist normaliter een voltooid schilderij kopieert. Op basis van deze ontdekking concludeerden de experts dat Leonardo en zijn kopiist - een medewerker of een leerling - gelijktijdig aan het portret werkten: de leerling zou de ondertekening immers niet hebben kunnen zien als hij de voltooide Mona Lisahad gekopieerd. Over deze atelierpraktijk doen nu twee hypothesen de ronde: of de leerling kopieerde het werk tegelijk met het ontstaan van het origineel om zo de knepen van het vak te leren, of Leonardo wou zo snel mogelijk een kopie afleveren en niet wachten tot zijn origineel af was. Maar, en dat klinkt dan weer bizar, Leonardo en zijn assistent moeten dan over een periode van minstens drie jaar in elkaars nabijheid hebben gewerkt. Leonardo begon aan zijn Mona Lisain 1503. Ze was pas klaar in 1506, of nog later. Want Leonardo nam het schilderij mee naar Frankrijk toen hij in 1516 dienst trad van koning François I en zou het pas voltooid hebben, kort voor zijn dood in 1519. Opvallend is voorts de vaststelling dat voor de kopie waardevol materiaal werd gebruikt: walnoot als drager en het zeer dure pigment lapis lazuli voor het blauw. Het moet dus om een belangrijke opdracht zijn gegaan. Toch zijn er opmerkelijke verschillen tussen origineel en kopie. Het gezicht van de échte Mona Lisa is ronder, dat van de kopie langer. Mona Lisa knijpt haar ogen ook meer dicht. Volgens Leonardo-expert Martin Kamp heeft de kopiist "heel goed gekeken naar het haar en de kleding", maar schilderde hij ze in een uitputtend gedetailleerde stijl. Volgens hem is het schetsmatige landschap trouwens van een andere hand. De kopie is nog tot 13 maart in het Prado te zien. Van 29 maart tot 25 juni hangt ze in het Louvre. Daar loopt tegelijk een expositie over Da Vinci's schilderij De heilige Anna. |
|
|
|
12 mei 2013
|
|