Julius Caesar (100-44), Romeins veldheer en politicus.
De geografie van Caesar kan uitgesplitst worden naar de volgende onderdelen:
1. Naam van een volk met eventueel de herkomst ervan. Soms moet een volk verstaan worden als een civitas, die zijn naam aan een gebied heeft gegeven.
2. Beschrijving van de kenmerken van een volk, de mate van welvaart en de relatie met de Romeinen of Germanen.
3. Getalsterkte van een volk, afgeleid van het aantal ingezette gewapende strijders c.q. het aantal geleverde gijzelaars.
4. Gebied met beschrijving van landschappelijke elementen als rivieren en bergen.
5. Grenzen, doorgaans gevormd door natuurlijke grenzen als rivieren en bergketens, in het westen de Atlantische oceaan.
6. Vermelding van buurvolkeren, waarmee coalities worden gesloten of waarmee onderling strijd is geleverd. Veelal wordt aangegeven, wie de leiders van volkeren en de coalities zijn geweest.
7. Steden en dorpen, waarvan het aantal en de namen soms wordt genoemd, soms ook de ligging van de steden en een beschrijving van de ommuring.
8. Verbindingen, meestal over de weg, rivierovergangen, doorwaadbaar of voorzien van bruggen, in berggebieden de bergpassen.
9. Afstanden, soms worden afstanden in Romeinse mijlen aangegeven, maar die kunnen bij benadering ook worden afgeleid uit het aantal dagmarsen, uiteraard afhankelijk van de gesteldheid van het terrein, weersomstandigheden of oponthoud. Met een complete legertros zal een dagmars niet meer dan 15-20 mijl (20-30 km) bedragen.
10. Producten, met name graan of vee, soms ook metalen.
11. Handel en zeehavens.
12. Andere bijzonderheden, zoals zeden, gewoonten, taal, uiterlijk en dergelijke. Daarbij ook informatie over de wijze van bouwen en de scheepsbouw.
|
|
JULIUS CAESAR ALS GEOGRAAF
Wie aan geografen in de Romeinse tijd denkt, zal zeker niet aan Julius Caesar denken. Die was veldheer en staatsman. Wie echter Caesar's De bello gallico leest, wordt al in het eerste hoofdstuk (caput) van het eerste boek (liber) getroffen door een passage, die met de pen van een geograaf lijkt te zijn. We gaan er althans van uit, dat Julius Caesar de eerste zeven hoofdstukken van De bello gallico zelf geschreven heeft, en niet een oorlogscorrespondent.
'Gallië in zijn geheel wordt in drie deelen verdeeld, waarvan de Belgen het eene, de Aquitaniërs het tweede, en de volksstammen, die in hun eigen taal Kelten, in de onze Galliërs heeten, het derde deel bewonen. Deze drie stammen verschillen van elkander in taal, instellingen en wetten. De Garumna (Garonne) vormt de grens tusschen Galliërs en Aquitaniërs, de Mátrona (Marne) en de Séquana (Seine) die tusschen Galliërs en Belgen. Van hen allen zijn de Belgen het dapperst; eensdeels, omdat zij zich zeer verre houden van de beschaving en de verfijning der provincie en zeer zelden met vreemde kooplieden in aanraking komen, die weelde-artikelen invoeren, welke er toe bijdragen om het karakter te verslappen, anderdeels, omdat zij de naaste buren zijn der Germanen, die aan gene zijde van den Rijn wonen, met wie zij voortdurend in oorlog zijn. Om die reden overtreffen ook de Helvetiërs de overige Galliërs in dapperheid, daar zij bijna dagelijks met de Germanen vechten, doordat zij hen òf van hun grenzen weren, òf zelf in het gebied der Germanen invallen doen. Het eene deel van dit land, dat, als gezegd, de Galliërs bewonen, begint bij de rivier den Rhodanus (Rhône), wordt begrensd door de Garumna, den Oceaan, het gebied der Belgen, raakt met het gebied der Sequaners en Helvetiërs aan den Rijn en strekt zich uit in noordelijke richting. België begint bij de uiterste grens van Gallië en reikt tot den beneden-Rijn in noordoostelijke richting. Aquitanië strekt zich uit van de Garumna tot de Pyreneeën en tot dat deel van den Oceaan, dat Spanje bespoelt; het ligt tegen het noordwesten gekeerd.'
Hier is een geograaf aan het woord, die zijn verslag over zijn krijgsverrichtingen plaatst in de context van de geografie van Gallië, het gebied waarvan hij tot proconsul werd benoemd. Vervolgens geeft hij gedetailleerde informatie over de volkeren, waarmee hij op zijn veldtochten te maken krijgt, beschrijft hij hun landschappen en woongebieden, vermeldt hij hun steden en rivierovergangen met afstanden erbij en informeert hij de lezer over de manier, waarop ze zich in hun levensonderhoud voorzien. Bij zijn beschrijving van het Hercynische woud treffen we zelfs informatie aan van de bijzondere dieren in het gebied. Zulke gedetailleerde informatie gaat verder dan de militaire informatie, die benodigd is voor de beschrijving van de krijgsverrichtingen, welke vijanden worden bestreden, welke legioenen worden ingezet, welke gezanten worden ontvangen en waar ze hun winterkampen opslaan. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden, dat Julius Caesar de eerste is geweest, die een geografische beschrijving van Gallië en zijn volkeren heeft gegeven. Die informatie was afkomstig van verkenners en leidinggevende personen van bevriende volkeren, maar ook van handelsreizigers. Opmerkelijk is daarbij, dat Caesar zich ook op Griekse bronnen baseerde. De geografische informatie van Julius Caesar is dan ook een welkome aanvulling op de geografische informatie van o.a. Claudius Ptolemaeus, Plinius de Oudere, Pomponius Mela, de Peutinger kaart, de Anonymus van Ravenna en Guido van Pisa. Julius Caesar geeft bijvoorbeeld inlichtingen over de troepensterkte van de verschillende volkeren, die coalities tegen de Romeinen vormen. Daarmee kan de omvang van de bevolking worden berekend. Hetzelfde geldt voor dagmarsen, die afgelegd worden naar gevechtsterreinen, waaruit afstanden tot grensplaatsen en dergelijke kunnen worden afgeleid. Omgekeerd vormen die andere geografieën een interessante aanvulling op die van Julius Caesar, omdat ze informatie toevoegen als coördinaten (Claudius Ptolemaeus), wegen en afstanden, bruggen en grensplaatsen (fines) (Peutinger kaart) en de beschrijving van volkeren en landschappen. Weliswaar moet rekening worden gehouden met tijdsverschillen, waarbij de administratieve indeling werd aangepast en sommige volkeren en steden van de kaart verdwenen en andere juist weer waren opgekomen of van naam veranderden, maar in zijn algemeenheid is de geografie van Gallië ook dan nog goed vergelijkbaar.
NB Julius Caesar rekent de Provincia Romana, waarvan hij propraetor was, niet tot Gallië, dit in tegenstelling tot Claudius Ptolemaeus, die Gallië verdeelt in vier provincies. |